Berichten aan zeevarenden 1931
In mijn oude papieren vind ik nog een Berichten aan Zeevarenden uit 1931, het is uitgegeven door de Nederlandse Marine (zoals vroeger altijd door den Hollander op punt gesteld) Het gaat meer om de seinen, overdag en ´s nachts om het bekomen van een loods. Welke loods….een Hollander of een Belg, en dan nog wanneer die maatschappij een vaste loods wilde. Dit is amper 13 jaar na de Eerste Wereldoorlog en deze opstelling zou volgens mij twee keien doen vechten. Laat mij eerst eens de situatie van na de WW-one beschrijven. Na vier jaar oorlog en geen recrutering zoals in normale tijden, was er een leegte in het Loodswezen ook, dus moesten er nieuwe loodsen opgeleid worden.
Mijn vader die vóór de oorlog 5 jaar op de Avenir gevaren had, in de oorlog drie jaren in de loopgraven gevochten, en het laatste jaar munitie gevaren had voor het leger, bezat al zijn papieren en diploma´s om in het Loodswezen ten komen. Wat deed Brussel; meerdere binnenschippers verkochten hun schip en werden op slag loods, (zelf hadden we een drietal buren die deze voorkeur kregen) ik zal de namen niet noemen dit doet niets meer terzake, maar mijn vader had het moeilijk om in dienst te komen. Men moest eerst « scheepsmeter worden of schipper op de Westhinder en zo werd je van het kastje naar de muur gestuurd. Eindelijk lukte het hem om rivierloods te worden., toen was het één dienst rivier en kanaal naar Gent. De minister van verkeer was toen de vader van Princes Liliane.
Dus er was gerecruteerd op twee niveaux en dan krijg je het verschil in opleiding, de ene heeft meer ervaring dan de andere. Het gevolg was,,,,,, er kwamen « witte gilets », de voorlopers van de « supers » Het ging toen zoals nu ook voor de centen en het was crisis in de jaren dertig, dus kreeg je « Vaste Loodsen » op voorname rederijen. Dit is een weerspiegeling van die Berichten aan Zeevarenden. , of liever het gevolg van die berichten. Vraag het maar eens aan je vader. De supers wilden niemand erbij hebben want dan is de spoeling dunner. Bron van veel onenigheid in het korps.
In de jaren 20 werd mijn vader chefloods in Vlissingen, dus werd ik in Vlissingen geboren,maar er was weinig gevoel in Brussel voor het buitenpersoneel in overheidsdienst. Het leven in Holland was veel duurder ze hadden aan de oorlog verdiend in plaats van geleden. Mijn vader vroeg om weer rivier -en kanaalloods te worden en zo belanden we in 1932 in Gent. In de vakanties ben ik meerdere malen meegevaren tot Terneuzen en zag ik op Duitse schepen dat al het afval en lege blikken terug naar Duitsland moest gebracht worden, « Fur Kanonen ».
Toen de oorlog uitbrak,moesten de loodsen het land verlaten om de havens te ontredderen voor de vijand. Eerste order was vergaderen in De Panne en met een binnenschip naar Frankrijk gaan. Mijn vader vond dat idee, als sardinen in een blik niet aanvaardbaar en we konden mee naar Engeland met de 0. 94 van David Vileyn. We konden niet inschepen in Oostende, er was een landmijn gevallen op de Vindictivelaan en heel de gevel was naar beneden gekomen, dus gingen we door naar Nieuwpoort en het schip kwam ons ophalen in Nieuwpoort onder leiding van Geoges Gonsales, en dan naar Engeland. Het verdere relaas zal ik nu niet vertellen,want we bleven 3 dagen voor anker op de rede van Duinkerke en maakten de evacuatie mee van het Engelse leger de B.E.F.