Vodka

Archief Categorie
Archief Klassificatie

Smokkelen, dit is het vervoeren van koopwaren over land, te water of door de de lucht met als doel ze te verkopen bij aankomst, zonder daarbij de verschuldigde douanerechten of andere taksen te betalen. Dit is strafbaar met geldboeten en of celstraffen. Dit weet ieder sterveling en toch, weinig mensen op leeftijd kunnen beweren dat ze nog nooit in hun leven gesmokkeld hebben, en zeker is dat niemand het durft uitzingen dat hij nog nooit werd bekoord om ook eens te smokkelen. Zelfs van de nonnen ofte kloosterzusters is geweten dat zij niet immun zijn voor deze bekoring, want t’is toch altijd voor een goed doel (zieltjes vangen…). Smokkelen is een ondeugd, misschien wel een zondeke, maar op de lijst van misdrijven plaatsen wij dit „Vergrijp“ helemaal onderaan, bij de sympathieke ondeugden. En toch worden sommigen er stinkend rijk van. Daarbij geldt steevast: hoe groter de bekoring, hoe zwakker de weerstand.

In mijn beroepsleven als zeeman had ik regelmatig de kans om te smokkelen ... noem het de verleiding. Aan deze verleidingen heb ik nooit veel weerstand geboden, zeker niet meer dan nodig. Rijk ben ik er niet van geworden, maar zeker niet armer, want het geluk was altijd „on my side“, zeker op die fameuze reis met de Ostendia.

We schrijven einde Oktober 1965 en ik was ingscheept als stuurman op de Ostendia, een oud kustvaartuig, voor een reis van Antwerpen naar Gävle-Zweden, met een lading fosfaat en verder in ballast naar Rauma-Finland, waar een lading hout op ons wachtte. De Noordzee verwende ons met mooi weder en zo stevenden wij gezapig richting Kielkanaal (in vaktermen Nord-Ostzee-Kanaal), alles aan boord was zeewaardig gestouwd, zoals het hoorde.

Rond de middag, bij het aflossen van de wacht, informeerde de kapitein mij dat hij en de machinist in het Kielkanaal flessen vodka zouden inkopen aan lage prijs om ze dan zeer duur te verkopen aan de dokwerkers in Finland. Hij vroeg mij of ik geïnteresseerd was in de business (socialer woord voor smokkel). Er was geen risico beweerde hij, want hij had zoiets al dikwijls gedaan, het was routine. In Zweden werden de flessen gewoon aangegeven en dan opgesloten door de douane, om nadien in Finland te verkopen tegen woekerprijzen. Te weten dat de winst in Finland het dubbel was van de voorziene opbrengst in Zweden, maakte de zaken interessanter. Wie zou negatief reageren op dergelijk aanbod?

Dus bestelde ik vlot 30 flessen vodka, met uitzicht op een rijke buit. In de sluis in Kiel werden de bestelde “Goudflesjes” vlot ingescheept, 80 in totaal en dan voer de Ostendia verder richting Oostzee en later de Baltische Zee. De volgende ochtend riep den ouwen mij en gromde hij met een bezorgd gezicht dat er een serieus probleem was met onze “Bijlading vodka”. Er was namelijk een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de Zweedse en de Finse douane; alle informatie betreffende de lading en de bonded-stores werd nu wel uitgewisseld tussen beide landen. Gevolg: het was nu niet meer mogelijk om de “Fleskens” in te klaren, dus aan te geven aan de Zweedse douane en ze later toch te verkopen in Finland. De flessen dan maar in het zwart verkopen in Zweden was geen alternatief want veel te gevaarlijk. Willens nillens bleef er maar een oplossing over, de 80 flessen moesten verstopt worden voor de douane in Gävle, zoniet konden we de droomwinsten op onze buik schrijven.

Verstoppen, goed en wel, maar waar? De Ostendia was een klein schip, 499 GRT, en de luiken waren vol potas. In de machinekamer was er geen enkele veilige verstopplaats volgens de machinist en die kon het weten. De kapitein stelde voor om de smokkelwaar te verbergen tussen het verhoogde stuurhuis en het brugdek. Ik vond dit volstrekt waardeloos, met spiegeltjes en zaklantaarn kon die bergruimte gemakkelijk onderzocht worden. Daarop brulde den ouwen: “Heb jij een beter voorstel?” De machinist stond er ongemakkelijk bij en herhaalde wat wij al wisten, dat er in de machinekamer geen oplossing was voor ons probleem. De flessen overboord gooien kwam niet ter sprake. Zo stonden  we daar alle drie met het gevoel dat we er slecht voorstonden. En dan, als de nood het hoogst is, komt soms de Heilige Geest met de oplossing. Hij bestaat, maar ge moet erin geloven.

Dan hoorde ik mezelf Eureka roepen (zoals Archimedes het voor mij deed in zijn badkuip).Ik zag plots het licht in de duisternis. Op het bovendek, achter het stuurhuis stond een werkboot, goed vastgesjord en weinig gebruikt. Ik dacht luidop: “Als we nu onze lading vodka verstuwen in de werkboot en deze dan in Gävle in het water laten zaken, met verfpotten en borstels in de buik van de jol, dan zijn we gered. Niemand van de douane zal het in zijn hoofd halen om te zoeken naar “iets” in zo een vuile werkjol. Hoogstens zullen ze er van boven eens naar kijken. Ik vond het een schitterend plan en was fier op mezelf, maar mijn vennoten waren niet zo overtuigd, maar ze hadden ook geen enkel alternatief. Ik kreeg eerst de toelating en daarna de opdracht om mijn plan uit te voeren.

S’avonds was het dan zover. Helemaal op mijn eentje opende ik de beide luchttanks van de werkboot. Die tanks waren leeg en dienden alleen om het drijfvermogen van de boot te verhogen. Ik legde oude zakken op de bodem van de tanks. Daarop werden de flessen voorzichtig gelegd. Tussen de verschillende lagen vodka heb ik zakken gespreid, kwestie van het geluid te dempen. Dan werden beide tankdeksels terug dichtgeschroefd. Zo was onze lading goed verstopt en niemand, behalve wij gedriën die ervan wisten. Er was wel nog een probleem, door het losschroeven van de tankdekels waren de bouten beschadigd, zodat het goed zichtbaar was dat beide luchttanks recent geopend werden. Een probleem jawel, maar zeeman zijn is praktisch denken.

De volgende dag was het mooi weder en kalme zee. Ik beval de lichtmatroos om de werkboot volledig te kuisen en van binnen helemaal te herschilderen. Het was een karwei van een halve dag en de zon zorgde ervoor dat de verf vlug droogde. Die nacht heb ik goed geslapen, alles was immers onder controle, op een detail na.

De volgende morgen zocht ik in de verflocker naar oude borstels, resten van oude verven en vuile vodden. Dit alles was bedoeld voor de werkjol. Nu smeerde ik strepen oude verf en verfplekken door elkaar in de jol, en met oude vuile vodden werd alles nog extra vuil gemaakt. Het zag er allemaal “geweldig echt” uit, de jol was nog vuiler dan voordien. Toen de lichtmatroos mij hierbij betrapte, verstond hij er niets meer van, hij had de jol toch kraaknet geschilderd en nu was ze nog vuiler dan voordien. Ik zag in zijn ogen wat hij dacht, ik begreep hem ten volle maar ik moest zwijgen als een graf.

Ziezo, alles was volgens mij geregeld, 2 dagen voor aankomst in Zweden. In mijn hoofd maakte ik de voorbereidingen om de werkjol te water te laten. Ik had ook reeds beslist wie de scheepszij dan zou schilderen (Jerome, want hij was veruit de lichtste van allen en hoe minder gewicht in de boot, hoe beter). Gelukkig wist ik toen nog niet dat het hoogtepunt, het stressmoment van die smokkelreis nog moest komen.

Inderdaad, bij het binnenvaren van Gävle twee dagen later wachtte een drama, het had onverwacht voor de tijd van het jaar flink gevroren de laatste dagen en de ganse haven was dichtgevroren. “Wat nu” brulde de kapitein, gij met uw werkboot en nu? Uiterlijk kalm maar dan alleen uiterlijk antwoordde ik: “We kunnen niets meer doen dan bidden en hopen, voor al het andere is het te laat.” En als ons gebed niet verhoord werd wachtte ons veel onheil, zoals een straffe boete en celstraf en beslist ontslag bij de rederij. Den ouwen bleef maar brullen: “Nu hangen we eraan, gij met dit dom idee, k’had niet mogen luisteren” en verder een ganse litanie krachtige zeemansvloeken.

Flink gehinderd door het ijs kon de Ostendia toch veilig afmeren langszij de loskade in Gävle. Daarna hebben wij met ons drieën ontbijt genomen, maar zonder honger en met een maag die in de knoop lag. De kapitein en de machinist rookten de ene sigaret na de andere, de machinist beefde erbij.

Zoals gevreesd kwamen de snuffelaars van de zweedse douane aan boord, gewapend met spiegels en zaklampen. Bij het aanschouwen van die zwarte brigade steeg mijn hartslag naar “zenith” en mijn bloeddruk waarschijnlijk ook. Den ouwen verdween vloekend in zijn kajuit en Sus de machinist dook onder in zijn machinekamer. Zo bleef ik alleen over aan dek. De Ostendia was een klein schip en de jongens van de douane hadden alles vlot doorzocht.

Maar dan kwamen 4 mannen naar het brugdek. Het stuurhuis, waar ik met mijn schrik verbleef, was vlug doorzocht. De schuilplaats die de kapitein voorgesteld had, werd vlot doorzocht met spiegels en zaklampen. Er werd niets gevonden want er was gelukkig niets te vinden. Nu bleven alleen de reddingssloep en de werkjol over. Twee mannen doorzochten de reddingssloep en de twee anderen inspekteerden de werkjol. Ik kon ze goed observeren vanuit de kaartenkamer. Mijn hart klopte in mijn keel en mijn bloeddruk stond op springen. Toen zag ik hoe ze de werkboot bekeken van binnen en van buiten. Ze klopten eens op de boordwand en een van hen gleed met zijn witte handschoenen over de bouten van de luchttanks. Dan bleven ze wel 10 minuten naar de boot kijken en met elkaar spreken. Ik hoopte dat ze als echte beambten tijd aan het verliezen waren, kwestie van niet te snel te “werken” en zeker niet te vroeg terug op kantoor te verschijnen.

En dan gebeurde het verhoopte: de zwarte jongens draaiden zich om en verlieten ons schip. “Wij waren clean” Het was bijna te mooi om waar te zijn, maar mijn plan was gelukt. Kort daarna hebben wij een flinke “vodka” gedronken, kwestie van de emoties te verdrinken.

De reis van Gävle naar Rauma verliep vlot en direkt na aankomst werd onze bijlading vodka overgeladen en door de finse dokwerkers weggebracht. Slotsom was dat wij we er niet rijk door geworden zijn, maar we hadden er wel veel armer door kunnen worden. Anders gezegd, het verschil tussen een beetje geluk en een beetje pech, kan zeer groot zijn.

 

PS. Twintig jaar later kruiste ik toevallig die kapitein met zijn vrouw op de Meir in Antwerpen. Hij begon direkt zelf over onze smokkelreis te vertellen en hij vond mijn plan nog altijd geniaal...Persoonlijk heb ik er nooit iemand over verteld, toen ik ter grote vaart voer.